Auteur: Giovanni Rizzuto
Inleiding
We horen steeds vaker spreken over burgerschapseducatie in het onderwijs. Blijkbaar was burgerschap vroeger heel vanzelfsprekend en is dat nu niet meer het geval. Inderdaad is door individualisering en globalisering burgerschap problematisch geworden. Dit zien we bijvoorbeeld aan het doorgeslagen vrijheidsbegrip (‘dat maak ik zelf wel uit’), politieke onverschilligheid (‘Ik stem niet want alle politici zijn zakkenvullers’), massatoerisme, immigratie, milieu- en klimaatverandering enzovoort.
Wanneer we ons beperken tot Nederland dan vindt er vanaf de jaren zeventig een proces van individualisering plaats die het gevolg is van geleidelijke ontzuiling en toegenomen sociale- en fysieke mobiliteit. Dit is het begin van wat wel de vloeibare samenleving wordt genoemd. De socioloog Zygmunt Bauman omschrijft deze samenleving, waar we nu middenin zitten, als ‘een toestand waarin sociale vormen (structuren die individuele keuzes beperken, instituties die zorgen voor routines, voor aanvaardbare gedragspatronen) hun gestalte niet langer kunnen behouden (en waarvan dit ook niet verwacht wordt), omdat zij sneller uiteenvallen en wegsmelten dan de tijd die vereist is om ze vaste vorm te geven en daarna te stollen’.
Het positieve gevolg van ontzuiling was een verademende bevrijding van de knellende sociale druk. De mens werd een homo eligens voor wie de wereld open lag om zelf keuzes te maken. Maar deze bevrijding had ook een keerzijde. Want keuzes maken en je eigen leven vorm geven is nogal een opgave. Om dit te illustreren haalt Bauman in zijn boek Liquid Life een scene aan uit Monty Pythons hilarische film Life of Brian. Wanneer de Messias Brian zijn volgelingen toeschreeuwt dat ze allemaal individuen zijn, antwoordt er iemand met ‘I am not’. Niet iedereen wil een individu zijn dat helemaal op zichzelf is aangewezen.
Te ver doorgevoerde individualisering ondermijnt de gemeenschapszin maar leidt uiteindelijk ook tot identiteitsverlies en een existentieel vacuüm. We ontlenen immers onze identiteit mede aan de ander. Daar komt bij dat men zich als individu vrij kan voelen, maar waartoe? Dit is het verschil tussen negatieve vrijheid (vrijheid van…) en positieve vrijheid (vrijheid tot…). Het is deze negatieve vrijheid die het hoogste goed is geworden zonder dat zij een positieve invulling krijgt. Sterker nog de neoliberale economie met zijn marketingstrategieën vult de leemte op door ons te verleiden tot onbeperkte consumptie. Identiteit is koopwaar geworden: we zijn wat we kopen en kopen wat we willen zijn.
Toen de globalisering en immigratie aan het einde van de twintigste eeuw toenam, zette dit de identiteit niet alleen van individuen maar ook van natiestaten onder druk. Bauman drukt het zelfs nog krasser uit: ‘In haar huidige, zuiver negatieve vorm is de mondialisering een parasitair en roofzuchtig proces dat zich voedt met de energie die het onttrekt aan de nationale staten en hun onderdanen’. Tegen de gevaren van een afbrokkelende gemeenschapszin willen Bildung of zelfvorming en (wereld-)burgerschapseducatie een remedie zijn.
Van burgerschap naar wereldburgerschap
Vanaf 2006 geldt er in het onderwijs de verplichting om aandacht te besteden aan burgerschap. In 2021 is dit uitgebreid met wereldburgerschap. Op de site van de onderwijsinspectie wordt burgerschapsonderwijs als volgt omschreven:
Bevordering van actief burgerschap en sociale cohesie is belangrijk. Daardoor kunnen mensen, jong en oud, in Nederland op een prettige manier samenleven. Burgerschapsonderwijs draagt daaraan bij door het bevorderen van kennis over de basiswaarden van de democratisch rechtsstaat en het ontwikkelen van de sociale en maatschappelijke competenties die daarvoor nodig zijn.
Daar we in een multiculturele samenleving leven, wordt dit aangevuld door inzicht in en kennis van andere culturen. Burgerschapsvaardigheden gaan dan vanzelf over in wereldburgerschapsvaardigheden. Op de vele sites en publicaties over burgerschap worden ideeën aangereikt aan welke competenties leerlingen zouden moeten voldoen om volwaardige wereldburgers te worden. Een aantal voorbeelden van deze competenties zijn:
- beseffen dat we deel uitmaken van en betrokken zijn op de wereld als geheel.
- zoeken naar verbondenheid in verscheidenheid door kennis en dialoog.
- verantwoordelijkheid leren nemen voor ons handelen, omdat gedrag altijd gevolgen heeft voor de ander.
- participatie op lokaal, nationaal en internationaal niveau.
Hoe dit inhoudelijk wordt vormgegeven mogen scholen zelf beslissen. Burgerschap heeft zonder twijfel cognitieve- en pragmatische aspecten die aangeleerd en eigen gemaakt kunnen worden. Dit hebben we gezien bij de vorming van natiestaten. Om de loyaliteit van burgers in plaats van uitsluitend aan religie, de lokale gemeenschap of familie ook aan de natiestaat af te dwingen, ondernam de centrale overheid allerlei maatregelen. Zo werden burgers onderwezen in de officiële moedertaal, moesten ze trouw zweren aan de nationale vlag en werd de geschiedenis herschreven als relaas van nationale helden die streden en stierven voor het vaderland.
Wereldburgerschap zal ongetwijfeld op een vergelijkbare manier aangepakt moeten worden, maar toch is dit niet voldoende. Het is hooguit een voorbereiding op het soort verbondenheid dat wij op het oog hebben. Kennis en pragmatiek zijn noodzakelijke maar geen voldoende voorwaarden. Want op een dieper niveau zijn mensen (en niet-mensen) virtueel reeds met elkaar verbonden. Educatie zal dan neerkomen op ruimte creëren waardoor deze verbondenheid van binnenuit invoelbaar wordt. Was de vorming tot nationale burgers een langdurig proces dat gepaard ging met horten en stoten, hoe lang zal wereldburgerschap dan niet in beslag nemen? Deze vraag is nog dringender wanneer we bedenken dat wereldburgerschaps-educatie alleen effectief is, wanneer zij mondiaal en op hetzelfde moment ingezet wordt. Er is immers door de klimaat- en immigratiecrisis geen tijd te verliezen.
Algemene systeemtheorie
In zeker opzicht zijn tijden altijd vloeibaar geweest. Dit beseffen we maar nauwelijks omdat veranderingen, tot aan de moderniteit uiterst langzaam verliepen. Vanaf de industriële revolutie is de westerse en mondiale samenleving echter in een stroomversnelling geraakt met alle gevolgen van dien.
Wanneer we vanuit de systeemtheorie naar de verhouding tussen individu en groep kijken, merken we twee tegengestelde bewegingen op, namelijk een centripetale- en een centrifugale beweging. Alle open systemen bezitten een tendens tot zelfbehoud maar kunnen niet in hun bestaan volharden zonder uitwisseling met het omvattende milieu waarin ze zich bevinden en waarmee ze verbonden zijn. Tussen beide antagonistische bewegingen bestaat in het meest ideale geval een dynamisch evenwicht. Dit wordt met een begrip van de Oostenrijkse bioloog en systeemtheoreticus Ludwig von Bertalanffy Fließgleichgewicht genoemd.
Naast deze twee principes zijn systemen hiërarchisch gerangschikt en onderdeel van meerdere omvattender systemen. Zo zijn wij sociologisch gezien onderdeel van (sub)groepen waaruit een samenleving is opgebouwd, en als biologische wezens bestaan we uit subsystemen zoals organen, cellen en organellen. Tevens zijn we verbonden met en deel van een fysiek milieu dat ons van zuurstof, voedingsstoffen en zintuigelijke prikkels voorziet.
Systemen zijn tegelijkertijd deel én geheel. De Hongaars Britse schrijver Arthur Koestler heeft hiervoor de uitdrukking holon gebruikt. Holon is een samentrekking van de Griekse woorden voor geheel (holos) en deel (on). Holons zijn tweekoppige entiteiten met een self-assertive- en integrative tendency. Dynamisch evenwicht tussen deze twee tendensen is waar elke holon naar ‘streeft’. Wanneer veranderingen te snel gaan en de centrifugale beweging de overhand krijgt, wordt de balans verstoord. De reactie hierop is een terugtrekkende beweging waardoor systemen zich in zichzelf opsluiten en van open gesloten worden. In de politiek zien we dit bij rechts-nationalistische partijen die uit de EU willen stappen en urgente problemen zoals de klimaatcrisis, die alleen mondiaal aangepakt kunnen worden, ontkennen.
Vanuit systeemtheoretisch perspectief is deze reflex begrijpelijk maar daarmee natuurlijk niet gerechtvaardigd. We kunnen immers ons gedrag en politiek beslissingen altijd sturen. Veranderingen gaan inderdaad snel en veroorzaken desoriëntatie waardoor men zich alleen nog denkt te kunnen vastklampen aan het oude en vertrouwde. Maar toch is deze reactie, hoe reflexmatig ook, niet verstandig. We zullen in plaats van een statisch denken de stap dienen te zetten naar een meer dynamisch proces-denken. We leggen dan niet meer de nadruk op geïsoleerde gehelen waar we ons aan vast klampen maar op de relatie of uitwisseling ertussen.
Netwerk en medium
Wanneer we deze theoretische overwegingen serieus nemen dan bestaan systemen slechts in functie van voortdurende onderlinge uitwisseling. Systemen zijn de tijdelijke knooppunten binnen complexe netwerken. Omdat wij zelf zo’n knooppunt zijn en ons een kort leven beschoren is, draaien we dit om: we houden de knooppunten voor primair en de relaties er tussen voor secundair. Het gevolg is dat elke verandering als ‘vijandig’ en als aanval wordt ervaren. De oorlogsretoriek en vijandbeelden van rechts-nationalistische partijen zijn daar opvallende voorbeelden van. Deze allergische reactie op verandering vinden we eveneens terug bij de gematigde conservatief die terug verlangt naar hoe het altijd was, en de revolutionair die zijn hoop stelt op wat voor altijd zal zijn.
Beide houdingen ontkennen het vloeiende karakter van de werkelijkheid. Een denken vanuit netwerken en relaties en niet vanuit de tijdelijke actoren of actanten (Latour), biedt een vruchtbaarder perspectief. Dit inzicht kunnen we ons eigen maken waardoor de angst voor verandering zal verdwijnen.
Maar ook dit is niet voldoende maar slechts opmaat tot het besef van een meer oorspronkelijke verbondenheid. Een besef dat niet in de eerste plaats cognitief maar affectief van aard is. Daarmee is gezegd dat de huidige crisis een spirituele crisis is. ‘Spiritueel’ begrepen als een intens gevoel van verbondenheid tussen mensen, niet-mensen en de hele kosmos. Een gevoel dat verwijst naar een alles verbindende ‘grond’, die we bovendien dynamisch moeten interpreteren. Ik heb deze ‘grond’ ergens anders het medium of mediale genoemd. De Duits-Koreaanse filosoof Byung-Chul Han noemt dit medium het ‘milieu van de vriendelijkheid’. Een mooie omschrijving want afgeleid van ‘vrijen’ staat ‘vriend’ en ‘vriendelijkheid’ voor zowel fysieke als geestelijke gemeenschap. De Japanse filosoof Masao Abe omschrijft het als de ‘bron van zijn en niet-zijn’. Het is deze bron op basis waarvan relaties en de quasi permanente entiteiten of ‘duizend dingen’ zoals men in China zegt, ontstaan en vergaan. Vooral in de Chinese filosofie speelt het medium onder verschillende namen zoals de hemel (T’ien), de weg (Tao) of de leegte (wu) een belangrijke rol. Bij Confucius lezen we bijvoorbeeld het volgende:
Alleen hij, die innerlijk volkomen in harmonie is met zichzelf kan zijn natuurlijke aard ontplooien. Alleen hij, die zijn natuurlijke aard ontplooit kan ook anderen helpen dit te bereiken. Alleen zij, die de innerlijke aard van anderen tot ontplooiing kunnen brengen, kunnen ook de natuurlijke aard der dingen ontvouwen. Alleen zij, die de natuurlijke aard der dingen, kunnen ontvouwen zijn in staat Hemel en Aarde te helpen in de groei en de instandhouding van het leven. Alleen zij, die Hemel en Aarde kunnen helpen zichzelf te verwerkelijken zijn waarlijk één met hemel en aarde.
Ik interpreteer dit zo dat de innerlijke- en natuurlijke aard der dingen al ‘ingevouwen’ of virtueel aanwezig is, maar erop wacht om ‘ontvouwd’ te worden. Alleen dan zal er harmonie bestaan tussen hemel en aarde.
Wat verder opvalt is dat het niet alleen de verhouding tussen mensen betreft maar ook tussen mensen en dingen. Het Chinese denken is inclusief. Familie, vrienden en de eigen gemeenschap zijn heel belangrijk, maar van nog meer belang is dat we ons realiseren deelgenoot te zijn van een extended family. Een wijze maar moeilijke les. Vooral voor onze huidige tijd waarin we een manier moeten zien te vinden om een middenweg te bewandelen tussen globaal en lokaal, individu en gemeenschap, mens en aarde.
Maar het zou van ongeduld en weinig realiteitszin getuigen om op korte termijn te verwachten wereldburgers te worden. Aan de ander kant vormen individu en samenleving geen tegenstelling maar zijn ze zoals we hebben gezien met elkaar verweven in complexe netwerken. En wanneer individuele aanzetten tot verandering een kritische massa bereiken, kunnen maatschappelijke structuren en systemen gaan kantelen. Dit zal zich sneller voltrekken wanneer de tijdgeest er klaar voor is. Het geeft enige hoop dat wij de tijdgeest mee lijken te hebben getuige de aanzwellende kritiek op de vrije markt economie en het doorgedreven individualisme die verantwoordelijk worden gehouden voor de milieu-en klimaatcrisis.
Referentielijst
Abe, Masao. Zen en het westerse denken. Utrecht: Veen Bosch & Keuning, 1997.
Bauman, Zygmunt. Liquid Life. Cambridge: Polity, 2005.
Bauman, Zygmunt. Vloeibare tijden. Zoetermeer: Klement, 2011.
Han, Byong-Chul. Philosophie des Zen-buddhismus. Ditzingen: Reclam, 2002.
Koestler, Arthur. The Ghost in the Machine. One 70 Press, 1982.
Latour, Bruno. Wij zijn nooit modern geweest. Amsterdam: Boom, 2016.
Rizzuto, Giovanni. Mediale levenskunst. Brussel: Academic & Scientific Publishers, 2011.
Gerelateerde artikelen
Blog, Wereldburgerschap